Voordracht op een sponsormeeting in 2015.

Toen wij in Katako Kombe in 2002, op verzoek van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking, gestart zijn werden we geconfronteerd met hetgeen men “le désert sanitaire” noemt: van gezondheidszorg was er geen sprake meer. De streek was bovendien toen door rebellen bezet.  De toestand was er zo schrijnend dat het alle verbeelding tartte. Hoe het mogelijk is dat op deze geglobaliseerde wereld dergelijke mistoestanden bestonden, en nog bestaan, blijft voor mij een ethische vraag.
Nagenoeg de ganse bevolking van deze regio leeft er onder de absolute armoedegrens. Je kan niet onverschillig toekijken als je met dem Untergang in aanraking komt. Een dergelijke realiteit roept niet alleen medelijden, maar ook verantwoordelijkheid op, zij het individueel of collectief.
De moed zonk mij in de schoenen en ik wist niet goed waaraan beginnen, omdat je in een situatie terecht komt waar zowat alles probleem en prioriteit is.

Toch zijn we, samen met hetgeen er overbleef aan gezondheidswerkers, planmatig aan de heropbouw van de gezondheidszorg gestart. Eenvoudig was het nooit, maar mettertijd hebben we iets kunnen uitbouwen.
We hebben onder meer geïnvesteerd in capacity building van onze Congolese medewerkers en zo kunnen we nu werken met een  degelijke ploeg.
We kunnen rekenen op de steun van onze twee Belgische ngo-partners, Memisa en Artsen zonder Vakantie. En dat heeft vruchten afgeworpen en garandeert een zekere zelfredzaamheid naar de toekomst toe.

De Congolese staat investeert in gezondheidszorg in deze regio ongeveer 1 euro per persoon en per jaar; de Belgische Ontwikkelingshulp via onze partners, ongeveer evenveel. Andere partners zoals de Amerikaanse Ontwikkelingshulp, Unicef, het Global Fund samen ongeveer 2 euro. Met deze fondsen en de middelen die we krijgen van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking, en hetgeen we zelf via acties inzamelen, komt men globaal aan ongeveer 5 à 6 euro per persoon en per jaar.
Ter vergelijking investeert de Belgische Staat ongeveer 2.500 euro per persoon en per jaar in onze gezondheidszorg.
Hoe dan ook  zouden we graag nog heel wat meer willen verwezenlijken voor “the forgotten problems of the forgotten people” en mits wat meer middelen is dat ook mogelijk..

De tijd van het paternalisme is voorbij. Maar de historische band tussen Congo en België is, althans langs Congolese kant, nooit verbroken geweest. Alleen op politiek niveau zijn er periodisch spanningen, maar daar heeft de modale Congolees geen boodschap aan.
Toegegeven, Congo is qua good governance  geen voorbeeld. Maar ter plaatse hebben we op dat vlak niet te klagen. We kunnen bogen op een transparant beheer vanwege onze Afrikaanse partners, in het bijzonder op financieel vlak.    
De medewerking met de lokale sanitaire autoriteiten is ook optimaal en we pogen het Congolese gezondheidszorgprogramma, dat tussen haakjes op papier uitstekend is, te implementeren.

Wij wensen volledig transparant én contextueel te werken. Op lange termijn is dit de enige manier om efficiënt aan ontwikkelingshulp te doen.
Deze filosofie past bij een citaat van Gandhi, waarmee ik wil eindigen:
“I will give you a talisman. Whenever you are in doubt, or when the self becomes too much with you, recall the face of the poorest person whom you may have seen, and ask yourself, if the step you contemplate is going to be of any use to him. Will he gain anything by it? Will it restore him to a control over his  own life and destiny?”
 
Yves Kluyskens

 

 

index